HANS JOACHIM

 

amper vijftien jaar had hij

nog de ziel van een kind

hij wandelde door zijn leven  

aan de hand van zijn vader

 

hij ademde nieuwbakken lucht 

en lachte nog om niets

maar hij zou dat nooit begrijpen

 

hij sjouwde zijn dromen 

van hot naar her en meer

hij gaf ze vleugels voor op de wind

maar hij zou dat nooit begrijpen

 

hij spaarde fantasieën

over dwergen en reuzen geboren  

uit een goede fee en rekende zich rijk

maar hij zou dat nooit begrijpen

 

in mijn herinnering  

stapt hij nog altijd voort 

parmantig zelfs onbewust  

aan de hand van zijn vader

 

 

 

 

 

WAT MIJ HET MEESTE TREFT

 

je vraagt mij

wat mij het meeste treft

is dat je oogopslag

 

of de kleur van je ogen                   

je wenkbrauwen of je wimpers

 

het vallen van je haar                   

of de lijnen rond je mond

 

je neus je oren je lippen           

of de blos op je wangen

 

ik zeg je oprecht                     

wat mij het meeste treft

dat is je dood

 

 

 

 

 

TREIN OP DINSDAG

 

in het voorjaar van 44

leek het zo gewoon

die trein op dinsdag

 

vol heen                               

leeg terug

 

het kan geen kwaad             

dacht ik nog

 

het was het kwaad                

weet ik nu

 

een glimp van leven           

wisselt                                   

met de eeuwigheid

 

 

       

meer gedichten uit dit project leest u in:

TOEGEDICHT,  verschenen december 2013

GELEENDE GEZICHTEN, verschenen april 2014